Akoestische snaren en hun klank, welke keuze maak je?
In 1930 brachten John D'Addario en John D'Angelico de eerste akoestische gitaarsnaren op de markt. De 80/20, genoemd naar de verhouding van Koper en Zink. Er ging een wereld open voor de akoestische gitarist. Heldere klank , een mooie bas en minder mid (daar houden gitaristen van).
Wat bij deze snaar opviel is de vrij snelle achteruitgang in geluid. In 1974 ontwikkelde D'Addario een phosphor bronze snaar. Hierbij werd de verhouding koper en zink 92/8. Tevens werd een klein beetje fosfor toegevoegd. Het resultaat was een snaar die langer meeging en een warmere toon produceerde.
Omdat veel gitaristen nog steeds van het crispy geluid van de 80/20 snaar houden, alle muziek uit de jaren 50 en 60 werd met dit soort snaren opgenomen, wordt deze nog steeds veel geproduceerd. Maar het grootste gedeelte van de gitaristen is toch overgestapt naar de phosphor bronze snaar. Dit komt met name omdat de gitaren tegenwoordig steeds beter worden gebouwd en van zichzelf al veel hoog in het geluid geven.
De keuze is echt persoonlijk. Houd je van crispy en helder dan kies je voor 80/20, houd je van warm en mellow dan kies je voor phoshor bronze.
Niet alleen de samenstelling maar ook de dikte van de snaren heeft invloed op het geluid. In het algemeen geldt hoe dunner de snaar hoe makkelijker bespeelbaar en hoe dikker de snaar hoe meer geluid.
Je ziet dat geoefende spelers een dikke snaar (012 of 013) gebruiken.